Rondje Rügen 2016, cormorant Woest maar Kalm
We zijn ze ‘motorkruisermetsteunzeil’ gaan noemen, alle jachten die zich haasten van A naar B op de motor met de fok omhoog. Het was een dominerend beeld afgelopen zomer. Maar geef ze eens ongelijk, een beetje jacht haalt op de motor een kruissnelheid van dik 6 knopen en zeilend haal je dat vaak niet. Of het waait oncomfortabel hard. Of de wind zit tegen. Of de afstand maakt het niet de moeite. Of men heeft vandaag gewoon even echt geen zin. Het varen mag ook niet te lang duren want dan ontdooit de koelkast en bovendien moet de hond poepen. Wie snel en gemakkelijk van A naar B wil kan beter een motorboot kopen. Maar dat doet men niet want angst om als afvallige aan de kant gezet te worden houdt dat tegen. Zo’n mast staat sportief en staat voor de groep waar je bij wilt horen. Toen wij van Helgoland terugzeilden was Wangerooge prima bezeild en voor een scherp jacht waarschijnlijk Langeoog of Spiekeroog. De wind was zwak en wij haalden een magere 3 knopen maar een scherp jacht kon er best 4 knopen uit halen. Toch waren wij de enigen die zeilden. Een kolonne witte jachten motorde richting, waarschijnlijk, Norderney, recht tegen de wind in. Nergens voor nodig! Ja maar die werken en moeten op tijd thuis zijn hoor ik dan wel eens. Nee, vals argument, dan is het reisdoel of het moment van vertrek verkeerd gekozen. Of je moet dus eerlijk kiezen voor een motorboot. Als je van zeilen houdt is er geen vast B en vooral geen eis om daar zo snel en rechtstreeks mogelijk te komen. Echte zeilers zien kansen in plaats van hindernissen. Kansen voor een mooie zeiltocht. En is die zeiltocht uitgezet, pas dan kan je een passend vaardoel erbij kiezen, liefst meerdere, voor als de wind draait of wegvalt onderweg.
NAAR RÜGEN
Een stevige westenwind blies ons deze zomer naar Rügen. Het was geen weer om Engelandplannen uit de kast te halen en ook het rondje buitenom Denemarken lieten we schieten. Bij Norderney was het geen weer voor Helgoland, bij Wangerooge ook niet en dus gingen we via de Kaiserbalje over het wad naar Neuwerk. Op het Elbe-Weserwad woei het onzomers hard. Drie reven in het grootzeil en een reef in de fok, dat heb ik nog nooit hoeven doen. De lucht was geelbruin en de regen sloeg het water plat. En toen liepen we ook nog aan de grond onder Neuwerk in een verboden gebied vanwege losgespoelde munitie. In een pikdonkere nacht. We gooiden het anker uit en verwachtten de definitieve eindklap maar nee, er gebeurde niets. Vervolgens sloegen we in de golven steeds maar weer met zulke klappen met het roer op de grond dat ik nu zeker weet dat daar in de wijde omtrek helemaal geen munitie ligt. Maar toen wisten we dat nog niet en lag ik toch wat langer in mijn kooi te draaien voor ik in slaap viel. Toen het water weer opkwam dezelfde ellende, onwaarschijnlijk wat de roerconstructie aankan! We zeilden er zonder schade vandaan de Elbe op naar het Kielerkanaal. Helaas moest dat kanaal op de motor. Ik heb maar 40 liter, dus tanken in Rendsburg, en op de terugweg ook weer. Vanuit de Kielerförde zeilden we in 1 keer, nou ja, met 2 uur tussenstop op Fehmarn, naar Rügen. Totaal 24 uur, dus we kwamen er ‘s ochtends aan en zeilden meteen onder Hiddensee door richting zuidwest, dus kruisen in de smalle vaarwaters. Buiten de geulen is het hier veelal maar 30 cm diep en dus heb je daar ook als platbodem niets aan.
BODDENGEWÄSSER
Op naar Dabitz, waar Edgar en Angel Meijnen van de Alcyone hun zomerverblijf hebben. Het bleek een aandoenlijk klein haventje te hebben waar we niet goed konden afmeren zodat we, ook om de muggen te mijden, op het meer voor anker gingen. Edgar en Angel waren nog in Nederland. Vervolgens zeilden we het hele Boddengewässer door. Volgens mijn vaargids is dat het mekka van de jollenkreuzers maar we hebben er nauwelijks een gezien. Ook las ik in datzelfde boek dat dit HET vakantiegebied is van de Berlijners. Nou, die hebben dan geen vakantie in juli toen wij er waren want het was er opvallend rustig. Slechts een paar motokruisersmetsteunzeil per dag ontmoetten we hier, verder niets. Wel zagen we verscheidene zee-arenden. De bruggen bij Stralsund en Wolgast gingen op heel andere tijden open dan zoals vermeld stond in onze vaargids en ook de informatie over de leuke eilandjes Greifswalder Oie en Ruden bij Peenemunde klopte niet: bij Ruden mocht je niet eens in de buurt komen en bij Oie mocht je hoogstens 1 nacht aan een mooring liggen, maar ook beslist niet de wal op. Tijd voor een nieuwe editie van die vaargids! Op deze hoogte, van Stralsund tot in Polen, zijn de meren veel dieper en kan je vrijwel overal zeilen. Het is een glooiende, agrarische omgeving met veel bos. Het toerisme is veel bescheidener dan ik verwachtte, ook aan de “zeekust” van Rügen. Je kan er heerlijk wandelen en van de natuur genieten en ook de oude Hansestadjes zoals Stralsund en Wolgast zijn een bezoek waard. De zeilmogelijkheden zijn vergelijkbaar met die van Friesland en het IJsselmeer. Wij wilden ook eens tot de kleinere zijmeertjes doordringen en kozen voor de Selliner See aan de oostkant van Rügen. De smalle doorgang naar dit water was erg sfeervol en deed wat Fries aan. Het meertje zelf echter had niets te bieden, ook niet langs de oevers. Daar in de buurt ankerden we voor de nacht dicht achter een schiereilandje. We doken het water in en zwommen erheen. Er was een klein strandje tussen het riet. Lopend verkenden we het schiereilandje en toen we terugkwamen bij het strandje was daar een komplete familie neergestreken. Keurig aangekleed voor een barbecue en wij waren naakt. We hadden geen keus en begonnen een praatje met de vader terwijl de kinderen en de moeder zich van ons af draaiden, maar de oma bestudeerde ons schaamteloos van top tot teen. We hielden het kort en doken snel het water weer in.
Vanaf daar joegen wij, gejaagd door de wind, tezamen met een Pools zeilbootje dat echt zeilde, naar Polen over het Stettiner Haf. Even nog wat visnetten uit de schroef halen want de snelheid bleek opeens 0 te zijn, maar verder een heerlijke ruige tocht met op het laatst toch maar een rifje erin, temeer daar ons einddoel Trzebiez aan lagerwal lag en er flinke golven stonden. Maar de haven bleek helemaal geen probleem om in te varen. De keus was op deze plaats gevallen omdat je hier volgens onze reeds genoemde vaargids zeilend Polen kon ontmoeten. Er lag maar 1 Pools bootje, dat ze trouwens in Friesland gekocht hadden, namelijk het bootje waar we de hele dag min of meer mee wedstrijdgezeild hadden. Zeilend Polen bestond hier uit 3 man met 2 kratten bier die we hebben helpen leegdrinken. Wij konden met niets anders bijdragen dan met onze laatste whiskey en wodka die, aangelengd met cola, in een vloek en een zucht soldaat gemaakt werden. Ik vind het nog zonde en een belediging voor de brouwers maar het kon niet anders. De volgende ochtend deden we boodschappen in het dorp en elke straat bleek wel een supermarktje te hebben: gewoon de benedenverdieping van je woonhuis ombouwen en moeder de vrouw achter de kassa. Twee enorme kippepoten kostten tezamen 1 euro. Je zou ze bijna gaan voorrekenen dat dat in een eu-land helemaal niet kan. Polen krijgt het leeuwendeel aan eu-subsidies maar zo te zien moeten er nog bakken met geld heen. Niemand in het dorp, dat direkt aan de Duitse grens ligt, sprak Duits of Engels en mijn Russisch is zeer beperkt. Maar toen ik met mijn vinger door de lucht bewoog en zzzzzzzzzzzzz zei kreeg ik meteen honing. Dat heet Miod in het Pools. Gelukkig was het zeilstuk naar Swinoujscie rechttoe rechtaan en vrij kort want de vorige avond speelde ons flink parten. Swinoujscie is een flinke stad en de jachthaven is aangelegd in een oud dok, met enkele terrasjes op de kades. Best leuk!
BUITENOM RÜGEN
Van Swinoujscie kruisten we eerst naar Greifswalder Oie en vandaar naar Glowe aan de Rügense kust. Glowe is een kleine gemoedelijke badplaats met een goede haven. Na onze 3e kruisdag, geduld is een schone zaak, bereikten we Vitte op het eiland Hiddensee. Hadden we het andersom gezeild dan hadden we in het boddengewässer moeten kruisen en dat gaat niet in het noordwestelijke deel.
HOOGTEPUNT
Hiddensee is veruit het aantrekkelijkst van het hele gebied. Een hoog Spiekerooggehalte. Kwelders, natte weiden, duinachtig heidelandschap en een lang smal strand. Iedereen loopt of fietst, geen auto’s, rustige dorpjes. Kloster is daarbij het sfeervolst, met oude villa’s en ongeasfalteerde wegen aan de voet van een hoge keileembult, vroeger een kunstenaarscentrum.
DENEMARKEN
Vanuit Hiddensee was het Deense eiland Møn bezeild zonder te hoeven kruisen maar vanuit Møn was het weer kruisen naar Langeland, waarlangs we scherp aan de wind dicht tegen de oostoever, dus praktisch zonder golven, richting Kiel terugzeilden, waar we midden in de nacht bij de Hagenau sluizen afmeerden.
HELGOLAND
Vanuit het zeer aan te bevelen kleine haventje net zeewaarts tov de Brunsbüttel sluizen kregen we eindelijk gelegenheid om naar Helgoland te zeilen. De Jan van Genten hadden nog jongen met nesten tot op 2 meter van het wandelpad langs het klif. Bijzonder om deze echte zeevogels van zo dichtbij mee te maken. En wat een vis! Zodra we over de steile rand rond het eiland kwamen vingen we makreel. We zijn nog naar de noordelijke uitgang gevaren tussen de Lange Anna en Dünen en hebben ons laten drijven en ook daar vingen we achter elkaar makreel. Maar wat doe je met 12 makrelen? Eerst rookten we ze in ons rookoventje en aten we er twee op. De rest ontdeden we van huid en graten zodat alleen het vlees overbleef. Een deel ging door de pasta en diende als avondeten. Bij de rest ging creme fraiche, knoflook, zout, peper en zeer veel sambal. Dat deden we, door elkaar geprakt, op de boterham. Het blijft dagenlang goed. En wat heerlijk om na dit alles wederom, op het wad, tot de conclusie te komen dat van dit alles het boeiendste water thuis voor de deur ligt, onze onvolprezen waddenzee.
Bert Glazenburg